CobáN-SayaxchE
Cobán - Sayaxche
Vanuit Panajachel reisde ik omhoog richting Sayaxche, deels liftend, deels per collectivo. De reis duurde uiteindelijk bijna twee dagen. De eerste avond strandde ik in Cobán. Iemand had Tlaloc (de Maya-regengod) besteld. De regen kwam met bakken uit de hemel. Ik kwam uit een minibusje dat Cobán bereikte via een bergweg die deels nog in aanleg was: slippend en glijdend over de modder langs wild begroeide bergwanden en afgronden, langs blubberige dorpjes en enorme rubberen laarzen met kleine campesino’s erin.
Twee Israeliers ‘saved the day’ en lieten me achter hun aan lopen naar een hostel. Daar dronk ik biertjes met een leuke lesbienne uit Zweden die haar liefde achterna was gereisd en nu met wachtte op haar Guatemalteekse vriendin om samen een appartement te zoeken in Ciudad de Guatemala. Daarna werd ik ziek. De volgende ochtend ging ik op zoek naar een licht soepje om mijn maag tevreden te stellen zonder mijn systeem nog meer te belasten, en kwam erachter dat je in een Guatemalteekse supermarkt ongeveer dertig soorten soep hebt, maar wel allemaal met kip. Het werden noodles. Tegen de middag voelde ik me in staat om te reizen. Ik heb nog nooit een ranziger, treuriger en onguurder busstation gezien dan die in regenachtig Cobán. Over prijzen wordt niet onderhandeld. In het laatste licht van de dag arriveerde mijn micro op de rivierbank van de Rio del Passion.
Sayache draait op twee dingen: touristen en een veerpont over de Rio del Passion. De veer is een grote platte schuit waarmee trucks en auto’s dag en nacht van oever naar oever worden gezet. De laadkleppen worden met de hand bediend door een lachende, pezige, zongeblakerde Guatemalteek. Maar mijn overtocht moest nog een nacht wachten. Eerst was ik een van de welgeteld zes touristen die op dat moment in het dorp waren. De anderen waren drie en twee Fransen. De mooiste manier om Aguateca, Dos Pilas of Ceibal te bezoeken is per Lancha (speedbood). Alleen is zo’n tocht relatief prijzig, maar met meerdere kun je de prijs delen. Dus zocht ik contact met de drie Franse dames die even na mij uit een bootje op de rivierbank stapten. Er volgde een onderhandeling die de hele avond en een deel van de volgende ochtend in beslag nam. Uiteindelijk stapten we alle zes tegen een redelijke prijs in dezelfde lancha.
Vanuit Panajachel reisde ik omhoog richting Sayaxche, deels liftend, deels per collectivo. De reis duurde uiteindelijk bijna twee dagen. De eerste avond strandde ik in Cobán. Iemand had Tlaloc (de Maya-regengod) besteld. De regen kwam met bakken uit de hemel. Ik kwam uit een minibusje dat Cobán bereikte via een bergweg die deels nog in aanleg was: slippend en glijdend over de modder langs wild begroeide bergwanden en afgronden, langs blubberige dorpjes en enorme rubberen laarzen met kleine campesino’s erin.
Twee Israeliers ‘saved the day’ en lieten me achter hun aan lopen naar een hostel. Daar dronk ik biertjes met een leuke lesbienne uit Zweden die haar liefde achterna was gereisd en nu met wachtte op haar Guatemalteekse vriendin om samen een appartement te zoeken in Ciudad de Guatemala. Daarna werd ik ziek. De volgende ochtend ging ik op zoek naar een licht soepje om mijn maag tevreden te stellen zonder mijn systeem nog meer te belasten, en kwam erachter dat je in een Guatemalteekse supermarkt ongeveer dertig soorten soep hebt, maar wel allemaal met kip. Het werden noodles. Tegen de middag voelde ik me in staat om te reizen. Ik heb nog nooit een ranziger, treuriger en onguurder busstation gezien dan die in regenachtig Cobán. Over prijzen wordt niet onderhandeld. In het laatste licht van de dag arriveerde mijn micro op de rivierbank van de Rio del Passion.
Sayache draait op twee dingen: touristen en een veerpont over de Rio del Passion. De veer is een grote platte schuit waarmee trucks en auto’s dag en nacht van oever naar oever worden gezet. De laadkleppen worden met de hand bediend door een lachende, pezige, zongeblakerde Guatemalteek. Maar mijn overtocht moest nog een nacht wachten. Eerst was ik een van de welgeteld zes touristen die op dat moment in het dorp waren. De anderen waren drie en twee Fransen. De mooiste manier om Aguateca, Dos Pilas of Ceibal te bezoeken is per Lancha (speedbood). Alleen is zo’n tocht relatief prijzig, maar met meerdere kun je de prijs delen. Dus zocht ik contact met de drie Franse dames die even na mij uit een bootje op de rivierbank stapten. Er volgde een onderhandeling die de hele avond en een deel van de volgende ochtend in beslag nam. Uiteindelijk stapten we alle zes tegen een redelijke prijs in dezelfde lancha.
0 Comments:
Post a Comment
<< Home